In de film over Lucia de B. speelde de rechercheur een vriendelijke bijrol. Het OM werd neergezet als de kwaaie pier. Ook de rechtbank en het Gerechtshof, die het aangedragen schakelbewijs overnamen, kwamen er niet goed af. De verfilming speelt misschien iets te veel op de man – de openbare aanklagers waren overigens vrouw. Maar om een verhaal te vertellen, heb je nu eenmaal mensen nodig.
Ik vind de zwarte piet voor het OM terecht. Het OM stuurt de opsporing aan, bepaalt wat wel en niet in het dossier komt en is verantwoordelijk voor de bestrijding van tunnelvisie bij de eigen organisatie, de recherche en het gerecht. Net als bij andere gerechtelijke dwalingen heeft het OM in de zaak Lucia de B. gefaald.
In een recensie voor dit tijdschrift memoreerde Gerard Blonk (nr. 4/5/14, p. 32) dat ‘tegenspraakadviezen’ nauwelijks opvolging blijken te krijgen en er ook nauwelijks (goede) tegenspraakopdrachten worden verstrekt. De bestrijding van tunnelvisie stelt wat dit betreft weinig voor. Je zou kunnen zeggen dat het OM te veel resultaatvoetbal speelt.
Het OM is onderdeel van de rechterlijke macht en behoort een magistratelijke houding te hebben. Maar officieren zijn in mijn ogen steeds meer crime fighters en straatvechters geworden. In mijn beleving werd dat voor het eerst duidelijk in de zaak tegen ‘De Hakkelaar’ in 1996/97. Uitgelokt door strafpleiters, die al langer de media bestookten, hielden de officieren van justitie– Fred Teeven en Martin Witteveen – tijdens de zitting in deze zaak een bord voor de camera met de tekst: ‘Schat, we zijn wat later thuis’, althans woorden met de suggestie dat de heren nog even moesten doorwerken.
Het was een mediagenieke zet – dat zeker. Maar geen blijk van magistratelijkheid. Sindsdien valt het mij op dat het OM in de jacht op een veroordeling de spelregels soms uit het oog verliest. Ik noem een paar voorbeelden van de laatste jaren.
De officier hoort buiten de rechter commissaris en de verdediging om een cruciale getuige. (RBLIM:2014:3022)
De officier onthoudt de verdachte rechtsbijstand (GHSHE:2013:4437)
In de Landlord-zaak tegen vermeend vastgoedfraudeur Joep J. licht de officier van justitie de rechtbank meerdere keren onjuist dan wel onvolledig voor. (RBLIM:2013:7594)
Het proces-verbaal is vervalst (zie onder meer RBBRE:2010:BL0898)
In een zaak tegen vermeende mensenhandelaars leidt de ‘gedrevenheid’ van politie en Openbaar Ministerie volgens de rechtbank ‘tot een opeenstapeling van handelen in strijd met de elementaire strafvorderlijke beginselen’, met name het beginsel van fair play. (RBNNE:2013:7250)
De mentaliteit die het Openbaar Ministerie in deze zaken aan de dag legt, wordt prima verwoord door oud-officier van justitie en oud-FIOD-rechercheur Fred Teeven. In het juridisch-studentenblad Ars Aequi (maart 2014) zegt hij: ‘Op de rand van de vulkaan, hoe kun je nog een bloem plukken zonder dat je in de vulkaan valt als officier? Waar zitten de grenzen? (…) Mag je tegen iemand zeggen dat je bij hem niks zal ontnemen? Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat het Openbaar Ministerie afspreekt met een verdachte, van wie bekend is dat hij twee miljoen heeft verdiend met drugssmokkel, dit geld niet te zullen wegnemen als deze verdachte wordt veroordeeld, indien hij een verklaring aflegt tegen een ander? Kortom: al dat soort toezeggingen, de zogenaamde “grote vis, kleine vis”-verhalen. En dan kijken waar het schip strandt.’
Deze houding vind je tegenwoordig niet alleen vaker terug bij het OM, maar ook bewindsman Teeven. In de politiek mag je de tegenstander op het verkeerde been zetten. Maar in het recht moet je eerlijk blijven en niet de scheidsrechter misleiden. Daar mag je niet jokken over verdwenen bankafschriften en gewiste taps. En moet je ook niet oproepen tot onwettige eigenrichting.
Teeven en Opstelten zijn de hoogste baas van de politie. Ik hoop dat politiemensen alleen hun goede voorbeeld volgen. In het strafrecht gaat het niet om kijken waar het schip strandt, maar om het lot van mensen, om fair play en een open vizier. Daarmee kun je een aardige bijrol verdienen in een film.
Dit weblog verscheen eerder als column in het Tijdschrift voor de Politie jg. 76/nr. 6/14