De Hoge Raad vindt dat het verzoek om in een civiele procedure te mogen pleiten niet zonder meer mag worden afgewezen omdat de eiser te laat is met zijn memorie van grieven. Dat mag ook niet om de enkele reden dat ‘een aktewisseling heeft plaatsgevonden nadat de zaak naar de rol is verwezen voor partijberaad’. De Hoge Raad heeft daarom de arresten van het Hof ’s Hertogenbosch en het Hof Amsterdam vernietigd. Het Bossche hof vond dat een verdere vertraging van zes weken na twee jaar wachten met de memorie van grieven in strijd zou zijn met een goede procesorde. De Hoge Raad vindt dat oordeel in de gegeven omstandigheden ‘onbegrijpelijk’ (RO 3.4.4). Het Amsterdamse Hof ging te kort door de bocht bij de inkleuring van het Landelijk procesreglement. Als de zaak na het wisselen van de memories op de rol is geplaatst voor partijberaad en een partij wil pleiten, moet dat verzoek volgens het Hof ‘naar behoren’ zijn gemotiveerd. Maar volgens de Hoge Raad (RO 3.4) is – gezien het grote belang om te kunnen pleiten – onder de gegeven omstandigheden geen ruimte om nadere motiveringseisen te stellen.