Hoewel PwC een flinke claim wacht wegens Econcern , zit nu vooral KPMG in de hoek waar de klappen vallen. Vijftien jaar geleden lag KPMG onder vuur, omdat de accountants één van de grootste fraudes uit die tijd onder hun ogen lieten gebeuren. Uiteindelijk betaalde KPMG in 2004 slechts 115 miljoen euro, terwijl er 3,2 miljard euro werd geclaimd. In 2000 beschreef ik voor het blad Account hoe KPMG in Amstelveen twijfelde aan de constructies van de illustere Italianen Fiorini en Paretti. De accountants waarschuwden echter niet de Crédit Lyonnais bank, die er uiteindelijk miljarden bij inschoot. Deze long read uit het pre-euro-tijdperk is helaas nog altijd actueel.
In Parijs is de procedure begonnen tegen de 197 Nederlandse partners van KPMG. Van de accountants wordt 7 miljard gulden (3,2 miljard euro) geclaimd omdat zij tegenover de Crédit Lyonnais Bank in Rotterdam en Parijs belangrijke informatie zouden hebben verzwegen over de financiele betrouwbaarheid van de zakenlieden Fiorini en Parretti.
KPMG controleerde zowel de bank als de ondernemingen van Fiorini en Parretti. Vast staat dat de accountants op de hoogte waren van dubieuze praktijken. Uit een intern memo van KPMG Amstelveen blijkt zelfs dat zij eigenlijk de banden met de bedrijven van Fiorini en Parretti wilden verbreken. Waarom hebben zij dat niet gedaan? Account dook in de dossiers.
Vrijdag 19 februari 1983. Enkele specialisten van de Fiod en 65 man politie vallen het kantoor van Slavenburg’s Bank aan de Rotterdamse Coolsingel binnen. Een cameraploeg, die aan de overkant staat te wachten op een gebeurtenis in het stadhuis, snelt alert toe en registreert de inval voor het NOS Journaal. Het is reality TV avant-la-lettre.
Slavenburg wordt al langer geteisterd door dubieuze debiteuren en oplichters. Daarom heeft de Franse staatsbank Crédit Lyonnais SA de bank drie jaar eerder al de helpende hand toegestoken door een belang van 50% te nemen. Kort hierna vallen de lijken uit de brandkast. In 1982 moet Crédit Lyonnais een hele arm toesteken en 95% van de aandelen nemen. De situatie verbetert nauwelijks.
Na de FIOD-inval in ’83 blijken de geruchten over een apart zwart-geld-circuit waar. Dat dit de accountants van Moret & Limperg is ontgaan, leidt tot Kamervragen en het vertrek van dit kantoor. Daarna doet KPMG Klynveld Kraayenhof & Co zijn intrede als accountant. De naam van de bank wordt Crédit Lyonnais Bank Nederland.
Met de nieuwe naam verdwijnt het zwart-geld-circuit. De bank blijkt echter nog steeds een goede neus te hebben voor dubieuze debiteuren. Of is het andersom? Hoe dan ook, de ambities met filmfinancieringen brengen de bankiers in contact met de Italiaanse zakenlieden Florio Fiorini en Giancarlo Parretti. Zij blijken beter als kredietnemer dan als aflosser. Desondanks wordt Crédit Lyonnais Bank Nederland de belangrijkste financier van het duo. De bank verstrekt herhaaldelijk nieuwe kredieten in de hoop op een goede wending. Tegenover de kredieten staan niet altijd voldoende zekerheden.
In de herfst van 1989 blijkt de bank de bedrijven van Fiorini en Parretti 2,1 miljard gulden te hebben geleend. Omdat het eigen vermogen van de bank aanzienlijk lager is, maakt De Nederlandsche Bank zich ongerust. Na een waarschuwing in het voorjaar eist onderdirecteur C. Hillenius RA op 28 december 1989 dat Crédit Lyonnais Bank Nederland de uitstaande bedragen reduceert of vóór 31 januari 1990 zorgt voor een garantie van moederbank Crédit Lyonnais SA in Parijs.
In maart 1990 doet Parretti via zijn onderneming Pathé Communications Corporations PCC een bod van 1,25 miljard dollar op de Amerikaanse filmgigant MGM/UA (U weet wel, van die brullende leeuw). Door de aankoop zal Parretti inkomsten aanboren om zijn kredieten af te lossen, zo spiegelt hij de bank voor. In juni wijzen Angus Hayward en H. Sliedrecht van KPMG de directie van Crédit Lyonnais Bank Nederland in een management letter opnieuw op de zwakke plekken in de interne controle van de bank. Op 31 oktober financiert Crédit Lyonnais Bank Nederland een groot deel van de MGM-aankoop onder de voorwaarde dat PCC zelf 1 miljard gulden betaalt. Het kapitaal dat PCC inbrengt, blijkt achteraf voornamelijk gebaseerd op een lening en een opgeblazen winst.
Na de overname van MGM blijft PCC al snel in gebreke met aflossen. Wel heeft Parretti MGM leeggehaald door de films te verkopen. Crédit Lyonnais en Crédit Lyonnais Bank Nederland treffen intern maatregelen. De Rotterdamse bank neemt de aandelen van MGM over. Op 14 oktober 1992 gaat de Zwitserse holding van Fiorini en Parretti failliet. Alleen al in Zwitserland laat het duo een schuld na van meer dan 1 miljard Zwitserse francs. Crédit Lyonnais Parijs moet het puin in Rotterdam ruimen.
In 1995 neemt de Generale Bank uit België de bank in Rotterdam over. Crédit Lyonnais SA verkoopt MGM aan een groep Amerikanen en saneert verder door de slechte posten over te doen aan het ‘sterfhuis’ Consortium de Réalisation (CDR), dat nu 22 miljard Franse francs eist van KPMG. De Zwitserse rechter veroordeelt Fiorini bij verstek tot zes jaar cel.
Parretti wordt een jaar later in de Verenigde Staten schuldig bevonden aan meineed, betaalt een borgtocht van 100.000 dollar en vlucht het land uit. In 1997 veroordeelt een rechtbank in Californië hem tot het betalen van een schadevergoeding van 1 miljard dollar. De Franse rechter veroordeelt hem in maart 1999 bij verstek tot 4 jaar cel. Italië levert hem niet uit. Parretti betaalt niets.
Extreem dividend
Welke rol speelde KPMG in dit miljardendrama? En in hoeverre heeft het kantoor zich door de fraudeurs laten gebruiken? Voor een antwoord gaan we terug naar 1985.
Als financieel directeur van de Italiaanse oliemaatschappij ENI geeft Fiorini met ENI-gelden financiële steun aan de Vaticaanse Banco Ambrosiano, waarvan zijn vriend Roberto Calvi directeur is. De bank komt ondanks de steun in grote financiële moeilijkheden. ENI ontslaat Fiorini, die voor zichzelf begint. Van de Vaticaanse bank neemt hij de in Genève gevestigde Sasea Holding over met enkele dochter-ondernemingen. Sasea staat voor Societé Anonyme Suisse d’Exploitation Agriculture, maar Fiorini heeft er weinig agrarische plannen mee. Sasea moet het middelpunt worden van een groep van onder meer entertainment-, onroerend goed- en investeringsmaatschappijen.
Fiorini vindt adviseur Eric Baudat bereid zitting te nemen in de raad van bestuur van Sasea. Baudat is dan nog vice-president van Fides. Volgens CDR is Fides de adviespoot van KPMG in Lausanne.Maar Fides-directeur Paul Coriatzal jaren later onder ede verklaren dat er sinds 1981 geen financiële en juridische banden meer bestonden tussen Fides en KPMG. Welke banden er sinds 1981 wèl bestaan, is niet helemaal duidelijk. Dat er in ieder geval personele banden lijkt moeilijk te ontkennen. Van 1987 tot 1991 is Paul Coriat juridisch adviseur en lid van de raad van bestuur van Sasea. Op het bestaan van banden wijst verder dat ‘KPMG Fides Revision’ op 8 november 1985 de tussenbalans van Sasea goedkeurt en dat KPMG daarna met Sasea correspondeert onder de naam ‘KPMG Fides Peat’. Fiorini schakelt namelijk KPMG in om als internationaal accountantskantoor met zijn goede reputatie de jaarrekeningen van zijn bedrijven van een betrouwbaar stempel te voorzien.
KPMG Fides plaatst aanvankelijk (14 juni 1985) vraagtekens bij de deugdelijkheid van de administratie, bij de juistheid van de besluitvorming en bij de economische rechtvaardiging voor investeringen van Sasea. Op 21 augustus constateert het kantoor echter dat de situatie in orde is. Andere onregelmatigheden, waarop het kantoor in mei is gestuit, blijken in november in orde.
Het fundament onder het eigen vermogen blijft echter wankel. In een ingewikkelde transactie koopt een bedrijf van Fiorini met geleend geld namelijk activa van een andere onderneming van Fiorini. In plaats van de realistische waarde van 29 miljoen levert de verkoop van de activa Fiorini 47 miljoen op. Met deze opgeblazen opbrengst verhoogt hij het Sasea-kapitaal van 3 tot 50 miljoen Zwitserse francs. KPMG keurt de jaarrekening goed, zoals de accountants dat in de jaren daarop ondanks vraagtekens vaker zullen doen.
In’85, hetzelfde jaar jaar waarin hij Sasea koopt, begint Fiorini samen met Parretti een concern dat bedrijven in moeilijkheden herstructureert: het in Luxemburg gevestigde Comfinance S.A. Rond Comfinance en Sasea ontstaat de zogenaamde Fiorini/Parretti groep, waarvan De Nederlandsche Bank (in 1989) een ‘beknopt’ structuurschema maakt, waaruit blijkt hoezeer de verschillende ondernemingen met elkaar verweven zijn.
Op het ‘hoogtepunt’ behoren ongeveer 300 ondernemingen over de hele wereld tot het onoverzichtelijke conglomeraat. De ondernemingen doen (schijn)transacties met elkaar. Parretti en Fiorini nemen bedrijven over met promessen (die onbetaald blijven) of naar hun zeggen in contanten (zodat onderliggende documenten ontbreken). Acquisities worden vaak spoedig leeg gehaald, omdat Parretti en Fiorini elders een gat moeten stoppen of met de opbrengst van de activa de eigen zakken willen spekken. De holdings ontvangen miljoenen aan commissie voor ‘verleende diensten’ bij transacties en er worden niet zelden ‘extreme’ bedragen aan dividend uitgekeerd aan de holdings. Jaarrekeningen krijgen nogal eens een fleurig aanzien door alvast toekomstige winst te boeken. Reeds behaalde winsten zijn vaak gebaseerd op overwaardering. Desondanks keurt KPMG tot 1991 de jaarrekeningen van de groepsondernemingen goed. KPMG controleerde na 1985 de jaarrekeningen van bijna alle controleplichtige bedrijven uit de groep. Buiten Fiorini en Parretti was KPMG waarschijnlijk de enige die zicht kon (en moest) hebben op de betrouwbaarheid van de groep.
Elastieken boekhoudprincipes
In 1994 hebben de Zwitserse forensische accountants Auer, Cattin en Comte ten behoeve van het gerechtelijk vooronderzoek tegen Fiorini de rekeningen van Sasea onderzocht en de structuur van de controle bij Sasea Holding en haar dochters. De drie vinden het onbegrijpelijk dat KPMG winsten heeft verdisconteerd uit toekomstige transacties die nooit zijn gerealiseerd. KPMG hanteerde in hun ogen ‘op zijn minst elastieken boekhoudprincipes’. Zij verbazen zich er verder over dat KPMG geen vraagtekens plaatste bij de verkoop van een reeds verlopen optie in 1989, die Sasea-dochter Sasea Finance Ltd ongeveer 25 miljoen gulden winst opleverde. KPMG Londen keurde de jaarrekening over 1989 echter onvoorwaardelijk goed. Auer, Cattin en Comte concluderen dat KPMG over alle transacties onvoldoende ondersteunende informatie had.
De forensische accountants hebben uit de administratie van Sasea Finance vergaderstukken opgediept die laten zien dat KPMG vaak worstelde met de controle. Zo heeft KPMG Amstelveen in de loop van 1989 veel aanwijzingen ontvangen voor dubieuze praktijken: overtreding van fiscale en andere regels, onzakelijk handelen, documentatie en informatie die niet (tijdig) wordt gegeven.
In oktober 1990 legt Henk Lafèbre, die met collega Paul Hurks verantwoordelijk is voor de controle van de Parretti-Fiorini-bedrijven in Nederland, de controleurs van deze bedrijven in andere landen de vraag voor of zij de banden met het concern moeten verbreken. Lafèbre wijst op het risico dat KPMG gebruikt wordt, op het risico om als accountants aansprakelijk te worden gesteld èn op de verantwoordelijkheid tegenover financiers die op de informatie van KPMG afgaan. Moet KPMG de externe commissarissen van de Parretti-Fiorini-vennootschappen inlichten?
Op 31 oktober 1990, de dag dat de financiering van de MGM-aankoop wordt beklonken, komen twaalf partners uit Los Angeles, Londen, Genève, Lausanne, Luxemburg, Madrid en Amstelveen bijeen. Uit het door Paul Hurks gemaakte verslag blijkt dat de partners de banden eigenlijk willen verbreken, maar daarvoor terugdeinzen bij gebrek aan bewijzen. (zie kader)
KPMG licht Crédit Lyonnais Bank Nederland, waar het al sinds 1983 de boeken controleert, niet in.Ook Crédit Lyonnais SA in Parijs, dat sinds begin dat jaar garant staat voor ‘Rotterdam’, wordt geen deelgenoot gemaakt van de twijfels.In plaats daarvan stelt KPMG (de accountants van) Crédit Lyonnais in Parijs gerust. De kredieten aan Parretti en Fiorini kunnen daardoor verder oplopen. Het Consortium de Réalisation (CDR), die de 7 miljard claimt van KPMG, meent dat KPMG de bank niet deugdelijk heeft geïnformeerd in de hoop dat extra kredieten van Rotterdam en de garantie van Parijs de financiële situatie van de Parretti-Fiorini-groep uiteindelijk zouden verbeteren. Volgens CDR speculeerde KPMG erop dat hierdoor een déconfiture zou uitblijven en daarmee ook een discussie over de rol van de accountants. Uit het onderzoek van de forensische accountants Auer, Cattin en Comte blijkt dat Sasea aan KPMG en andere dienstverleners ‘zeer genereuze honoraria’ betaalde en dat KPMG niet altijd even scherp heeft gecontroleerd.
Uit het verslag van de bijeenkomst van 31 oktober in Amstelveen blijkt dat KPMG beducht was voor een ‘negatief domino-effect’ als de financier van de Parretti-Fiorini-groep – Crédit Lyonnais Bank Nederland dus – zich zou terugtrekken. KPMG heeft tegenover Crédit Lyonnais echter twee keer nadrukkelijk ontkend dat het rekening hield met de garantie van de moedermaatschappij in Parijs. In een ‘officieel memorandum’ schrijft KPMG-accountant Henri van Damme op 2 april 1990 aan Crédit Lyonnais Bank Nederland dat hij twee accountants van Crédit Lyonnais SA heeft bevestigd ‘dat wij onze conclusies hebben getrokken zonder rekening te houden met de garantie die de centrale bank heeft geëist.’
Uit een briefje, dat Crédit Lyonnais-directeur François Gille een jaar later schrijft aan Crédit Lyonnais-president Jean-Yves Haberer, blijkt dat KPMG-accountant Angus Hayward, die verantwoordelijk was voor de controle van de Crédit Lyonnais Bank Nederland, zijn oud-KPMG-collega Gille in een tête á tête heeft verzekerd dat KPMG ‘absoluut geen rekening heeft gehouden met de garantie’. Hayward rept kennelijk niet over de ervaringen met Parretti en Fiorini. Wel stuurt hij een overzicht, waaruit ‘een zeer sterke toename van de filmcontracten en uitstaande bedragen inzake Sasea/MGM’ blijkt.
CL-president Haberer blijkt hierover ‘très surpris’, omdat de kredietverhoging tegen de instructies is die een jaar eerder zijn uitgevaardigd.
François Gille is tegenwoordig advocaat in Marseille. Omdat tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek loopt (zie kader) kan en wil hij geen commentaar geven.
Waarschuwing versus geheim houden
In het najaar van 1992 gaat Sasea failliet met een schuld van bijna anderhalf miljard gulden. De holding sleept in zijn kielzog veel andere bedrijven mee, waaronder de investeringsmaatschappij Bobel NV dat genoteerd stond aan de beurs in Amsterdam. Pogingen om de schulden te verhalen op Fiorini en Parretti zijn tot nu toe op niets uitgelopen. CDR en curatoren richten het vizier nu op de deep pockets van KPMG. Het is ironisch dat uitgerekend de accountants in Amstelveen, die binnen het internationale KPMG-verband voorstelden de banden met Parretti en Fiorini te verbreken, nu de grootste claim aan de broek krijgen.
CDR claimt een schadevergoeding omdat KPMG onrechtmatig zou hebben gehandeld door Crédit Lyonnais en Crédit Lyonnais Bank Nederland niet te waarschuwen. De schadevergoeding is gelijk aan het geleden verlies van Crédit Lyonnais Bank Nederland (11,6 miljard Franse francs) en Crédit Lyonnais (10,4 miljard): samen 22 miljard francs ofwel 7 miljard gulden.
Heeft de megaclaim enige kans van slagen? Formeel lijkt alles in orde. De claim is binnen tien jaar na het ontstaan van de schade ingediend en volgens het Franse recht dus niet verjaard. Voor de aansprakelijkheid van KPMG is van groot belang hoe ver de zorgplicht van accountants reikt en op welk moment zij hadden moeten waarschuwen.
Een procedure in Engeland over vier transacties van Sasea Finance Ltd (SFL) tussen herfst ’90 en begin ’91 werpt daar enig licht op. Bij de transacties ging het onder meer om grote fictieve winsten en om oninbare leningen. De curatoren van SFL claimen een onbekend bedrag van KPMG, dat volgens hen had moeten waarschuwen. In eerste instantie heeft de rechtbank twee van de vier claims afgewezen. In hoger beroep tegen deze beslissing heeft het Court of Appeal in Londen op 2 december vorig jaar gezegd dat KPMG UK bij vier transacties van Sasea Finance Ltd een waarschuwingsplicht had. ‘Het feit dat vergelijkbare onregelmatigheden zich in het verleden ook hadden voorgedaan kan moeilijk worden gebruikt om het bereik van KPMG’s plicht te verengen,’ zegt het Hof in Londen, dat eraan toevoegt: ‘Toen KPMG in 1989 de controle op zich nam had het alert moeten zijn op de mogelijkheid dat het bewijzen ontdekte van onjuistheid of zelfs fraude.’
Volgens het Court of Appeal hadden sommige verliezen wellicht kunnen worden voorkomen als KPMG op de een of andere manier aan de bel had getrokken. Volgens de beroepsregels moeten Engelse accountants zulke meldingen doen bij het ministerie van Handel en Industrie. Zo’n melding is echter een zeer ingrijpende stap. Om te bepalen wanneer men van KPMG mocht verwachten om zo’n stap te zetten, is volgens het hof nader feitenonderzoek nodig.
Ook bij de claim tegen de accountants in Amstelveen is het van belang wanneer de aanwijzingen voor malversaties zo duidelijk waren dat de accountants een ‘ingrijpende stap’ moesten zetten. Dat die aanwijzingen er waren op het moment dat Crédit Lyonnais Bank Nederland Parretti opnieuw een mega-krediet verstrekte, blijkt uit het verslag van de KPMG-bijeenkomst op 31 oktober 1990. Waarschijnlijk zullen KPMG en CDR nog een langdurig gevecht voeren over de vraag hoe hard de bewijzen moeten zijn, alvorens een accountant verplicht is een relatie te beëindigen respectievelijk betrokken derden te waarschuwen.
KPMG reageert formeel op dit artikel: ‘Wij ontkennen alle beschuldigingen. KPMG zal zich ten sterkste verweren tegen de vordering en ziet de hele procedure met veel vertrouwen tegemoet.’
COLLEGA-ACCOUNTANTS AANGEKLAAGD
Het is ironisch dat in Frankrijk in de nasleep van de Crédit Lyonnais-affaire een gerechtelijk vooronderzoek loopt tegen de accountants van Ernst & Young en PricewaterhouseCoopers en niet tegen KPMG. De Franse justitie heeft de jacht geopend op iedereen die Crédit Lyonnais SA en dus de Franse belastingbetaler op kosten heeft gejaagd. Zelfs het hoofd van Jean-Claude Trichet, de beoogde opvolger van Wim Duisenberg als directeur van de Europese Centrale Bank, ligt op het hakblok, terwijl het gerechtelijk vooronderzoek zich ook uitstrekt tot de voormalige top van Crédit Lyonnais SA.
Justitie verwijt de accountants Ernst & Young en PricewaterhouseCoopers onjuiste informatie te hebben bevestigd. De aangeklaagde partner van PricewaterhouseCoopers was destijds vanuit Parijs verantwoordelijk voor de Crédit Lyonnais Bank Nederland. De PwC-accountants zijn bij de beoordeling van de kredietpositie van de bank mede afgegaan op de informatie van KPMG. Zoals KPMG-accountant Henri van Damme ultimo ’89 ook schrijft aan de directie van de bank in Rotterdam.
Was de foute informatie, die PricewaterhouseCoopers bevestigde, afkomstig van KPMG? vragen wij Emanuel Brocher, de raadsman van de PwC-partner.
Brocher: ‘Zo simpel is het niet, het is een zeer complexe zaak.’
Maar Brocher sluit niet uit dat hij te zijner tijd een claim indient tegen KPMG, omdat de KPMG-accountants PricewaterhouseCoopers hebben misleid. ‘Ik ben nu met de strafzaak bezig. Maar wie weet op een dag…’
PARTNERBERAAD TE AMSTELVEEN: ONDANKS TWIJFELS DOORGAAN
In 1989 heeft KPMG al vraagtekens bij de handelwijze van verschillende bedrijven van Parretti en Fiorini. In 1990 worden de aanwijzingen voor malversaties zo talrijk dat KPMG Nederland op 31 oktober 1990 een bijeenkomst belegt met twaalf van de vijftien partners, die wereldwijd betrokken zijn bij de controle van de bedrijven van het duo. Het belangrijkste doel is een gezamenlijke conclusie over de vraag of er gegronde redenen zijn om de relatie met Parretti/Fiorini groep(en) voort te zetten en onder welke voorwaarden, schrijft Henk Lafèbre op 26 oktober in een voorbereidend discussiestuk.
Met zijn collega Paul Hurks is Lafèbre verantwoordelijk voor de controle van de Nederlandse bedrijven uit de Fiorini-Parretti-groep, zoals Bobel, Melia International en Chamotte Unie. In één van de vergaderstukken staat dat de cliënten ‘in sommige gevallen opzettelijk inbreuk maken op fiscale en andere overheidsregels. Is dit aanvaardbaar voor ons, ook al zijn er voorzieningen getroffen voor boetes?’
Uit de gesprekken die Lafèbre in de weken daarvoor heeft gehad, komt verder naar voren dat elke partner bijna dezelfde zorgen heeft over de onoverzichtelijkheid van de groepsstructuur. Enkele citaten:
‘blazen de groepen zich alleen maar op met winstgevende intercompany sales van bedrijfsmiddelen en leningen tussen bedrijven?’
. ‘wat gebeurt er als de belangrijkste kredietbank zijn financieringen terugtrekt: is er dan een negatief domino-effect? Kunnen wij vertrouwen op verklaringen van het topmanagement (..)’
. kunnen wij de relatie(s) vanuit een professioneel oogpunt continueren.
. zouden wij als hoog-kwaliteitskantoor KPMG de relatie(s) moeten voortzetten met groepen die een zeer negatief aura hebben in de (financiële) wereld.
. kan onze betrokkenheid leiden tot aansprakelijkheid?’
Lafèbre beklaagt zich er verder over dat de controleurs altijd onder zware druk staan omdat de informatie steeds te laat is of niet volledig beschikbaar op het moment dat de jaarrekening wettelijk moeten worden afgesloten.
Ook verbaast het Lafèbre dat Fiorini en Parretti om fiscale redenen Nederland hebben uitgekozen voor enkele bemiddelende holdings (waaronder Bobel, Melia International en Chamotte Unie), terwijl de transacties via deze vennootschappen resulteren in belastingaanslagen en betalingen die vermeden hadden kunnen worden. ‘Belastingadviezen op dit punt worden niet opgevolgd.’
In het verslag van de bijeenkomst schrijft Paul Hurks:
‘Wij overzien de structuur en activiteiten van de groepen niet helemaal; er zijn gaten… De structuur van de groepen is onnodig ingewikkeld. Wij moeten beseffen dat wij gebruikt zouden kunnen worden: wij controleren bijna elk bedrijf dat controleplichtig is, echter, wij controleren niet elk bedrijf. Wij overzien niet de positie van Crédit Lyonnais. Overzien wij nog wel de bron van alle financiering? De financiering van CL lijkt onvoorzichtig te zijn, omdat zij zich niet lijken te bekommeren om algemene dekkingsratios.’
(…)
‘Er is geen echte toegang tot Parretti en Fiorini. Contacten zijn zeldzaam en alleen op ons initiatief. Verklaringen door de groepen moeten soms worden betwijfeld. (…) Opzettelijk foute verklaringen tegenover ons moeten leiden tot het heroverwegen van onze relatie.’
(…)
‘Conclusie: KPMG heeft een verantwoordelijkheid tegenover externe aandeelhouders, financiers en andere zakenpartners. Indien nodig zou KPMG hen moeten waarschuwen omdat zij vertrouwen op onze verklaringen. Het lijkt erop dat derden in sommige gevallen meer dan gewoonlijk vertrouwen op onze betrokkenheid. Dat schept een extra verantwoordelijkheid voor ons. Een ander punt is dat de naam van KPMG beschadigd kan worden vanwege onze relatie met deze groepen. Bovendien is de aard van de zaken van de groepen verbonden met grote risico’s.
De vergadering concludeerde dat, hoewel er misschien een gemeenschappelijke wens is om de relatie te verbreken, dit alleen kan in het geval wij duidelijke bewijzen van bedrog, van frauduleuze financiële informatie of helemaal geen informatie hebben. Omdat zo’n situatie op dit moment niet kan worden bewezen kan de beslissing op deze gronden nog niet worden genomen. Om de risico’s te verminderen is besloten dat KPMG ook haar nadere eisen aan de groepen opvoert…’
Over de inbreuken op de regels is kennelijk niet meer gerept.
CHRONOLOGIE
1983
. Na inval Fiod en politie bij Slavenburg’s Bank en ontdekking zwart-geldcircuit gaat deze bank Crédit Lyonnais Bank Nederland heten
. Moret & Limperg wordt vervangen door KPMG Klynveld Krayenhof & Co
1985
. Florio Fiorini en Giancarlo Parretti beginnen aan de bouw van hun frauduleuze bedrijvenimperium, met Sasea Holding en Comfinance SA als middelpunt
. KPMG gaat bijna alle controleplichtige bedrijven uit de groep controleren
1989
. Fiorini en Parretti staan voor meer dan 2 miljard gulden in het krijt bij Crédit Lyonnais Bank Nederland, terwijl het eigen vermogen van deze bank 1,6 miljard bedraagt. Er bestaan onvoldoende zekerheden voor deze leningen
. De Nederlandsche Bank eist maatregelen of een garantie van moedermaatschappij Crédit Lyonnais SA
1990
. De KPMG-accountants die wereldwijd de ondernemingen van de Parretti-Fiorini-groep controleren, stuiten op zo veel verontrustende signalen over de financiële praktijken van de groep dat KPMG Amsterdam die in oktober inventariseert en een bijeenkomst organiseert.
. Op 31 oktober overleggen de voor de controle verantwoordelijke partners in Amstelveen over de vraag of zij de banden met de Parretti-Fiorini-groep moeten verbreken. De meesten willen wel, maar KPMG deinst er bij gebrek aan bewijzen voor terug.
. Op 31 oktober leent Crédit Lyonnais Bank Nederland Parretti’s Pathé Communications Corp een miljard gulden voor de aankoop van filmmaatschappij MGM. De kapitaalinbreng van PCC blijkt achteraf niets waard.
1992
. Sasea Holding gaat failliet met een schuld van ongeveer 1,3 miljard gulden. Andere bedrijven uit de Fiorini-Parretti-groep volgen.
. Crédit Lyonnais SA saneert Crédit Lyonnais Bank Nederland voor ruim 10 miljard gulden
1993
. KPMG weg als accountants bij Crédit Lyonnais Bank Nederland
1995
. Crédit Lyonnais SA in Parijs wordt gesaneerd. Het Consortium de Réalisation (CDR) neemt de verliezen van Crédit Lyonnais Bank Nederland (11,6 miljard Franse francs) en Crédit Lyonnais SA (10,4 miljard) over: samen 22 miljard francs.
2000
. CDR eist 22 miljard francs (7 miljard gulden) van KPMG Nederland.
2004
. KPMG schikt de zaak voor 115 miljoen euro.