Voor ooggetuigen is het heel moeilijk om een volledig goede verklaring af te leggen. En verhoorders houden vaak onvoldoende rekening met de invloed die zij al dan niet bewust kunnen uitoefenen op getuigenverklaringen. Dat zeiden de oud- hoofdinspecteurs van politie Adri van Amelsvoort en Henny Grolman tijdens de actualiteitencursus ‘Betrouwbaarheid van getuigenverklaringen’ van de Nederlandse Vereniging van Strafrecht Advocaten (NVSA).In de ochtendkrant van 16 september 2014 staat dat een landgenoot vermoedelijk al elf jaar onschuldig vastzit in Spanje wegens gewelddadige verkrachtingen. DNA-sporen wijzen naar een andere verdachte. Maar de Nederlander werd tot vijftieneneenhalf jaar cel veroordeeld op basis van de verklaringen van twee slachtoffers en enkele getuigen. Na de actualiteitencursus lijkt het een wonder dat het niet vaker misgaat.
Waarneming en geheugen van getuigen zijn namelijk zelden volledig accuraat. Dat blijkt bijvoorbeeld als de deelnemers aan de cursus zelf moeten verklaren wat zij hebben gezien. Hoewel zij gewaarschuwd zijn dat er iets gaat gebeuren, blijkt het onmogelijk om te reproduceren wat er bij het getoonde delict precies is voorgevallen. Eén advocaat weet zeker dat de dader op een Tomos reed. Die bromfiets herkende hij namelijk uit zijn jeugd. Maar het wàs een ander merk.
Zekerheid zegt niets
De verklaring van deze advocaat was even betrouwbaar als die van een getuige uit een echte zaak. Die getuige was er zeker van dat hij (na een overval bij een pinautomaat) een man in een Ford Fiesta met gedoofde lichten zag wegrijden. De getuige had vroeger namelijk ook een Fiesta gehad. De politie ging dus op zoek naar zo’n auto. Pas later bleek dat de dader had gereden in een Opel.
Henny Grolman: ‘Als de getuige zeker van zichzelf is, zegt dat iets over de getuige, maar niets over de betrouwbaarheid van de verklaring. Dat is een ding dat zeker is.’
Een andere getuige in deze zaak zei een auto met gedoofde lichten te hebben gezien en een rond merkteken op de grill. Een Ford Fiesta heeft echter een ovaal merkteken. Na een suggestieve vraag van de verhoorder kwam in het proces-verbaal terecht dat deze getuige ‘een rond of ovaal merkteken’ had gezien.
Adri van Amelsvoort: ‘Voor een gewone getuige is het kortom heel moeilijk om over alles wat hij gezien en gehoord heeft een goede verklaring af te leggen. We zijn allemaal gewone mensen en de verhoorder kan invloed uitoefenen op verklaringen.’
Focus op wapen
Ook slachtoffers zijn niet altijd in staat een volledig betrouwbare verklaring af te leggen. Zij zijn doorgaans zo gericht op het wapen of de dader dat zij andere dingen niet waarnemen.
Henny Grolman: ‘Als er een wapen op je wordt gericht, zie je vaak alleen dat en weet je verder bijvoorbeeld alleen dat je bent weggedoken. Het is dus goed mogelijk dat een slachtoffer een gedetailleerde verklaring aflegt over het wapen, maar van de rest niets weet.’
Daarbij komt dat te veel stress het moeilijk maakt om goed op te slaan wat je waarneemt. Een slachtoffer van verkrachting is vaak alleen bezig met de vraag ‘Hoe kom ik hier veilig onderuit?’ Alleen als het slachtoffer zich focust op de dader is het mogelijk om uitspraken te doen over bijvoorbeeld diens geur en pukkeltjes. Maar dat is volgens Grolman wel heel moeilijk.
Bruin in het donker
Betrouwbare uitspraken doen over de huidskleur van een verdachte is vaak ook lastig. Bij tegenlicht lijkt iemand donkerder dan-ie werkelijk is. Daarbij kan de lichtsoort in het donker ook veel uitmaken. Bij het natriumlicht van een lantaarnpaal worden de kleuren groen en blauw al gauw bruin. En als de kleurtemperatuur van de lichtbron nog zwakker is, wordt ook rood bruin. Alleen geel blijft geel. Onder TL-of LED-licht zie je de kleuren beter.
Ook het schatten van iemands lengte blijkt vaak lastig. Een inbreker die met zijn armen omhoog aan het klimmen is, wordt al gauw te lang ingeschat. Daarom moet in het proces-verbaal worden genoteerd hoe en onder welke omstandigheden de persoon is waargenomen. Alle verhoren audiovisueel registreren zou nog beter zijn, maar daarvoor is onvoldoende apparatuur beschikbaar.
Periferie
Waarnemingen kunnen ook vertroebelen als je steeds flitsen van beelden ziet of wanneer er langzaam iets beweegt. De aandacht richt zich dan al snel op de centrale objecten, terwijl vaak onopgemerkt blijft wat zich in de periferie afspeelt of wat minder essentieel lijkt.
Van Amelsvoort: ‘Een politieagent kan niet beter waarnemen dan anderen, maar weet wel waar-ie op moet letten. Hij neemt selectief waar.’ Er zijn echter voorbeelden waarbij ook politiemensen iets ontgaat.
Zo gaf een observant eens door: ‘Geen beweging bij het pand.’ Hij had zich alleen gefocust op de deur en zag daardoor niet dat vier mannen uit het raam stapten. Daarom moet je voor goede waarneming scannend kijken in plaats van je ergens op fixeren.
Bij een oefening had een observatieteam zich zo ingesteld op een bepaald uiterlijk dat ‘het subject’ ongezien de kroeg uit kon lopen nadat hij een hoed had opgezet en een sjaal omgedaan. Volgens het OT was er iemand anders uit de kroeg gekomen.
Vergeten
Naarmate de tijd verstrijkt vergeten mensen meer. Zo weet een student na eenendertig dagen nog maar 21% van de lesstof uit een college of cursus. Bij het terughalen van informatie uit het langetermijngeheugen kunnen mensen worden beïnvloed door andere informatie (bronamnesie).
Wat een mens aanvankelijk heeft onthouden vermengt deze vaak met informatie die hij nadien uit andere bron krijgt. Van Amelsvoort: ‘Het is dus erg belangrijk om te weten met wie de getuige in de tussentijd contact heeft gehad en wat daarbij besproken is.’
Als getuigen samen worden verhoord, laten zij zich door elkaar beïnvloeden. Rechercheurs moeten groepsprocessen tegengaan door getuigen apart te verhoren. Dat getuigen onafhankelijk van elkaar precies hetzelfde verklaren is vrijwel onmogelijk.
Zelfrapportage
De betrouwbaarheid van verklaringen is ermee gediend als de eerste verhoorder een goed verhoor afneemt en alles meteen zo goed mogelijk opschrijft. Als er veel getuigen zijn en er geen tijd is om iedereen direct te verhoren, kan de officier van dienst of de teamleider besluiten dat de getuigen op een formulier met open vragen noteren wat zij menen te weten. Op deze manier kan de politie ‘geheugensporen veiligstellen’.
Op grond van de zelfrapportages kan de recherche besluiten een getuige later te verhoren.
Deze zelfreportage door getuigen (ZeG) blijkt zo goed te werken dat het middel vaker zal worden ingezet.
De politie verantwoordt achteraf aan welke getuigen een ZeG-formulier is uitgereikt, welke getuigen hebben geantwoord en welke rapportages zijn gebruikt. De politie bewaart de ingevulde ZeG-formulieren en zo nodig kunnen advocaten een ZeG-formulier opvragen.
Tegenspel
Moeten jullie dat nu allemaal aan advocaten duidelijk maken? vroegen politiemensen aan Van Amelsvoort en Grolman. Zij vinden van wel. Want betere tegensprekers dan advocaten kan de politie niet krijgen. ‘Vergeleken met het verhoor van verdachten is het getuigenverhoor een ondergeschoven kindje. Op deze manier leert de politie het beter te doen.’
WAT DE RECHTER MOET WETEN
- Welke informatie heeft de verhoorder verstrekt aan de getuige?
- Welke informatie heeft de getuige gekregen van derden?
- Onder welke (interne en externe) omstandigheden heeft de getuige zijn waarnemingen gedaan?
- Welke vragen leverden relevante antwoorden op?
- Wat heeft de getuige letterlijk gezegd in de relevante antwoorden?
- Hoe ging de verhoorder om met getoond materiaal en hoe reageerde de getuige daarop?
- Hoe heeft de politie de in het proces-verbaal opgetekende details waargenomen (redenen van wetenschap)?
- Welke uitspraken van de getuige heeft de politie getoetst en hoe?