Schaf de privileges voor ondernemers af, want volgens het duizend jaar oude draagkrachtbeginsel moet de belastingdruk gelijk worden verdeeld. Met dat pleidooi nam Arie Rijkers afscheid als hoogleraar Fiscale economie aan de Universiteit van Tilburg. Hij licht het toe in dit interview voor Het Register.
Wij hebben amper plaatsgenomen in de werkkamer van Arie Rijkers op het Fiscaal Instituut van de Universiteit van Tilburg of hij begint te zwaaien met een krantenartikel over de plannen om de navorderingstermijn terug te brengen tot drie jaar en de aanslagtermijn tot vijftien maanden.
‘Criminele wetgeving. Met de kortere navorderingstermijn wordt het de potentiële fraudeur gemakkelijker gemaakt. En met het bekorten van de aanslagtermijnen vergroot je alleen de kans op fouten.’
Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming is het toch goed dat je sneller weet waar je aan toe bent?
‘Het uitgangspunt is dat je je aangifte goed doet.’
Maar er kunnen zich nieuwe feiten hebben voorgedaan. Zit u daar niet mee?
‘Nee, daar zat ik als inspecteur ook al niet mee. Als iemand tien duizend euro heeft verdiend en dat heeft “verdrongen” of vergeten bij het doen van zijn aangifte – waarom moet dat dan na drie jaar worden kwijtgescholden?’
Anders wordt de Belastingdienst misschien lui?
‘De fiscus is niet lui. Als een belastingplichtige een fout maakt, hoort de verantwoordelijkheid bij hem te liggen en niet bij de fiscus, dus de andere belastingbetalers. Zonder een stokje achter de deur worden mensen te “soepel” voor zichzelf.’
Perfect concept
Waarom heeft u het inkomensbegrip als onderwerp voor uw afscheidsrede genomen?
‘In de winstsfeer zit de belasting redelijk goed in elkaar: alles wat je uit je onderneming haalt, wordt belast. Je mag wachten met betalen tot de winst gerealiseerd is, maar uiteindelijk komt een keer de valbijl. Behalve als je emigreert of overlijdt, dan mag je de winst doorschuiven. Bij de aanmerkelijk-belangheffing loopt het ook voor 99% rond. Je kunt die niet blijven uitstellen, ook weer behalve als je emigreert of overlijdt. Daar zit een groot lek en daar gaat het geld er bij bakken uit. Qua concept zijn de winst en het aanmerkelijk belang dus perfect, maar er wordt mee gerommeld aan de randen.’
Box 3 vertoont tekenen van degeneratie in plaats van evolutie, zei u in uw rede. Waarom?
‘Box 3 is erfelijk belast omdat hierbij wordt geheven over fictieve inkomsten uit vermogen, net als toen de inkomstenbelasting pas was ingevoerd. Nadien zijn we opgeschoven naar heffing over reële inkomsten uit vermogen. Maar sinds de invoering van box 3 gaat het weer om fictieve inkomsten, omdat dat de Belastingdienst werk bespaart.’
Hoe erg is dat?
‘Een belegger, die 50 miljoen euro winst maakte op de verkoop van aandelen in een veelbelovend bedrijf, werd daarover niet belast in box 3, omdat box 3 nu eenmaal niet naar het reële inkomen kijkt. Maar de Belastingdienst rook bloed en opende, via het achterdeurtje van heffing op handel in aandelen met voorwetenschap in box 1, de jacht. De fiscus werd getriggered door de mogelijkheid de winst te belasten als resultaat van zijn overige werkzaamheden. Na een zenuwenoorlog van enkele jaren rolt er uiteindelijk een compromis uit zonder dat recht is gedaan. Als je tegelijk werkt met ficties en realiteit dan krijg je zoiets, dan krijg je een mijnenveld tussen box 1 en box 3.’
U haalt in uw rede een Duitse econoom aan die in 1896 zei dat men zich pijnigt om grenslijnen te vinden die eigenlijk niet bestaan en dat men daardoor helemaal vergeet dat iedereen belasting moet betalen naar ‘Leistungsfähigkeit’…
‘Dat is een geweldig citaat. Er zijn geen grenslijnen, omdat de rgelingen zelf niet consequent en realistisch zijn. Zo heeft Vermeend box 3 ingevoerd om kapitaalvlucht tegen te gaan. Wij worden vanwege de vrees voor kapitaalvlucht gemangeld door het vermogend deel van de Nederlandse bevolking dat geen belasting wil betalen over zijn vermogenswinsten.’
Forfaitair zit dat toch in het fictieve rendement van 4%?
‘Ja, fictief kan alles. Als je nu een simpel inkomensbegrip hanteert – de koopkrachtstijging in een bepaald jaar – dan hoef je alleen te weten hoeveel de waarde van een aandeel of een pand is gedaald of gestegen. De inkomsten zijn verder bekend. De winst of het verlies op aandelen kun je dus gemakkelijk administreren. Banken hebben de gegevens voorhanden. De computer van de account manager spuugt ze eruit met één druk op de knop.’
Draagkrachtbeginsel
De belastingwetgeving gaat uit van het ‘empirisch inkomensbegrip’. Wat is daar mis mee?
‘Het is een heel hybride term, die steeds anders wordt ingevuld. Leo Stevens zei op mijn afscheidssymposium dat het betekent dat je rekening houdt met modaliteiten en gevoeligheden van de bevolking. Gerenommeerde fiscalisten zeggen dat je bij het inkomensbegrip rekening moet houden met het overheidsbeleid. Maar als je dat doet, wordt het nooit begrijpelijk en maak je het inkomensbegrip geheel ondergeschikt aan de politiek. Het empirisch inkomensbegrip is een vondst van Hofstra toen hij het belastingstelsel in 1958 als minister van Financiën in zijn greep wilde krijgen.’
We praten al ruim zestig jaar over het empirisch inkomensbegrip, maar het betekent dus eigenlijk niets?
‘Nee.’
Hoe zit het met het inkomensbegrip in het buitenland?
‘Het is overal hetzelfde: de belastingwetgeving verkruimelt en verfrommelt onder druk van allerlei groeperingen. In Duitsland is het theorisch goed. Daar beschermt de rechter het draagkrachtbeginsel. Toch zie je dezelfde voordeeltjes de kop opsteken. In het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is het nog veel hopelozer dan hier. Ook daar wordt belastingheffing instrumenteel gebruikt. Dat is aardig, totdat je ziet dat het altijd dezelfde groeperingen zijn die de kluifjes naar zich toehalen.’
Het draagkrachtbeginsel bestaat al duizend jaar. Zijn we in die tijd wel iets opgeschoten?
‘Jawel, de inkomstenbelasting is een geweldige uitvinding. Er is enorm gestreden voor de invoering. De rijken wilden het helemaal niet, ook al stelde de belastingdruk van 3 tot 4% toen helemaal niks voor. Als u nu inkomstenbelasting moest invoeren, waarop zou die dan gebaseerd moeten zijn?’
Eh… draagkracht.
‘Zo simpel is het. De inkomstenbelasting is ondenkbaar zonder draagkrachtbeginsel. Hofstra heeft in 1939 wel het einde van de belastingtheorie afgekondigd, maar en passant ook geschreven dat we niks kunnen met het draagkrachtbeginsel. Ten onrechte. Als je het draagkrachtbeginsel afschaft, schaf je ook de inkomstenbelasting af en kun je enkel BTW of een soort kopgeld heffen.’
Privileges afschaffen
U zegt: inkomen is koopkrachttoename in bepaalde periode, ongeacht de oorzaak, zonder onderscheid te maken naar de bron?
‘Ja.’
En u ziet de faciliteiten voor ondernemers als privileges die moeten worden afgeschaft?
‘Ja. Wanneer je bepaalde groepen bevoordeelt, moet daar een economische rechtvaardiging voor zijn. Als je er dankzij de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling in de winkelstraat het zoveelste spijkerbroekenwinkeltje bij krijgt, kun je je afvragen of het gerechtvaardigd is dat wij daarvoor allemaal betalen.’
Als je het tarief in box 3 verhoogt en iemand vervolgens dreigt zijn vermogen onder te brengen in België zegt u op grond van het draagkrachtbeginsel dan: ga maar?
‘Ja, correct, correct. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat mensen liever willen wonen in een land waar zij 50 duizend euro verdienen en de buren 40 tot 60 duizend euro dan in een land waar zij een ton verdienen en de buren vijf. Grote inkomensverschillen druisen in tegen het rechtvaardigheidsgevoel en tegen het welzijn van een volk.’
Is pleiten voor de afschaffing van de zelfstandigen, mkb-winstvrijstelling en andere privileges voor ondernemers geen verraad voor iemand die ooit voorzitter was van de belastingcommissie van de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf?
‘Ik houd me hier al jaren mee bezig. Ik heb de Raad destijds voorgesteld een ondernemingswinstbelasting in te voeren. Om die belasting rechtsvormneutraal te krijgen moest de zelfstandigenaftrek worden afgeschaft. Het idee is gesneuveld omdat het MKB daar tegen was. Dat is begrijpelijk, want je neemt iets af terwijl de bedrijven nog niet weten wat zij daarvoor terug zullen krijgen. Ik draag het bedrijfsleven geen kritisch hart toe. Ik zie alleen dat bedrijven ten onrechte faciliteiten naar zich toehalen, die het bedrijfsleven in zijn totaliteit minder effectief maken. Er is geen onderzoek waaruit blijkt dat de faciliteiten echt een economische impuls geven.’
U vergelijkt de privileges – waaronder ook de uitstel- en doorschuifmogelijkheden, de vrijstellingen en de heffingskortingen – met die van de adel en de geestelijkheid in de zeventiende eeuw. Ze zijn volgens u gebaseerd op de primitieve notie dat het goed is om het bedrijfsleven te ondersteunen…
‘Ja, dat idee is een religie. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is gebaseerd op het vermoeden dat de continuïteit van de onderneming ermee gediend is, maar kinderen zijn helemaal niet per se de beste bedrijfsopvolgers.’
Wat is er tegen uitstel van belasting?
‘Van uitstel komt afstel. Je kunt iemand op grond van het liquiditeitsbeginsel uitstel verlenen, maar dan zou je ook moeten monitoren of iemand het echt niet kan betalen. Als het vermogen vastzit in vastgoed mag je bijvoorbeeld doorschuiven, maar als het liquide aanwezig is niet.’
En als iemand in privé geld heeft om de belasting te betalen?
‘Dan krijgt die persoon geen uitstel, daar moet je niet over aarzelen. Zonder meer doorschuiven is een zoethoudertje, waarbij de heffing tendeert naar nul.’
U noemt de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de erf- en schenktbelasting ‘de schaamte voorbij’. Waarom?
‘De huidige vorm van deze faciliteit is door het parlement gejaagd door de vorige staatssecretaris van Financiën, Jan Kees de Jager. Je moet ook hier op grond van het draagkrachtbeginsel maatwerk leveren. Er is geen enkele reden voor een generieke maatregel, waarvan de effectiviteit niet is aangetoond.’
Belastingcommissies
Structurele hervormingen moeten volgens u van studiecommissies komen. Waarom?
‘Omdat politieke belangen daarin geen rol spelen kunnen deze commissies de privileges van het bedrijfsleven een beetje uitslijpen. Politici zijn nog lang niet zo ver.’
Vindt u de voorstellen van de Commissie-Van Dijkhuizen een stap in de goede richting?
‘Voor het inkomensbegrip een paar kleine stapjes. Aan het principe van box 3 komen ze niet toe. Ze verlagen alleen het percentage. Bij het aanmerkelijk belang en de zelfstandigenaftrek komen zij tot dezelfde conclusie als ik.’
Verder verwacht u heil van de Raad van State en de invoering van een constitutioneel hof.
‘De Raad van State moet zo nodig zijn veto uitspreken over lichtvaardige fiscale wetsvoorstellen die de rechtsgelijkheid grof geweld aan doen. En een constitutioneel hof moet zulke fiscale wetgeving marginaal kunnen toetsen.’
Omdat de wetgever niet op zijn taak berekend is?
‘Dat blijkt. In het parlement vindt men het normaal om elkaar vliegen af te vangen, ook via het belastingstelsel. Dat krijg je er niet zomaar uit. Met een rechterlijke toets zou de laatste verhoging van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit er nooit gekomen zijn. Een rechterlijke afkeuring op basis van de grondwet geeft een duidelijk signaal, waarmee de politicus zijn rug recht kan houden tegenover zijn achterban. Toen ik mijn intreerede hield als hoogleraar was er belastingconcurrentie van loontrekkers tegenover de ondernemers. Nu is het andersom. In een rechtsstaat moet de onderlinge concurrentie niet via het belastingstelsel lopen. Raad van State en constitutioneel hof kunnen daaraan bijdragen.’
Berlusconi
U heeft de belastingwetgeving wel eens ‘Berlusconiaans’ genoemd. Wat is er precies ‘Berlusconiaans’ aan?
‘De extreme faciliteiten voor specifieke groepen. En dat geldt ook weer voor de recente voorstellen om de aanslag- en navorderingstermijnen te verkorten.’