Moord uit het strafwetboek

‘Haal het wetsartikel over moord uit het strafwetboek.’ Dat de bewindslieden van Veiligheid en Justitie zich achter zo’n voorstel van de advocatuur zouden scharen, is moeilijk voor te stellen. Maar in Duitsland wil de minister van Justitie van de deelstaat Sleeswijk-Holstein de dodingsdelicten hervormen in navolging van de Deutsche Anwalt Verein (DAV)

De Duitse advocatuur wil het wetsartikel over Mord schrappen en de bepalingen over Totschlag en de lichtere variant daarvan vereenvoudigen. De DAV heeft haar plan voor de hervorming vorige maand gelanceerd. Na de sanering zullen er twee wetsartikelen over blijven, die ik voor het gemak vertaal:

§ 212 Doding

Wie een mens doodt, wordt bestraft met een vrijheidsstraf van vijf jaar of meer dan wel levenslang.

§ 213 minder zwaar geval van doding

In een minder zwaar geval van doding is de vrijheidsstraf één tot tien jaar.

Fremdkörper

Om te begrijpen welke winst wordt geboekt met deze aanpassing, moet je weten welke bezwaren de huidige bepalingen over moord en doodslag aankleven.

Om te beginnen zijn zij een Fremdkörper in het Strafgesetzbuch. Daarin worden namelijk de daden strafbaar gesteld en niet de daders. Maar in de artikelen 211, 212 en 213 draait het om de ‘Mörder’ en de ‘Totschläger, ohne Mörder zu sein’. Deze anomalie hebben de nazi’s in 1941 in het wetboek gezet als parel van het daderstrafrecht. In het Derde Rijk had men een afkeer van nauwomschreven, afgebakende strafbare feiten en een voorkeur voor dadertypologieën, zoals de gewoontemisdadiger. De moordenaar viel in de categorie Volksschädling, dat letterlijk volksgevaarlijk dier betekent.

Het nazi-strafrecht was verder gebaseerd op het gesundenes Volksempfinden. De Nederlandse strafrechtgeleerde Van Bemmelen liet een jaar na de Tweede Wereldoorlog een verdediger van deze benadering in het Nederlands Juristenblad (1946 nr. 11) vertellen wat dat inhield: ‘Iedereen die de wil van het volk saboteert, die ons streven daadwerkelijk tegengaat, moet ter dood worden gebracht.’ Op grond van § 211 kreeg een veroordeelde Mörder zonder meer de doodstraf. In 1949 is de standaardstraf voor moord levenslang geworden. Voor de rest bleef de nazi-erfenis intact. Tot op de dag van vandaag. En dat moet nu maar eens veranderen, vindt de Duitse advocatuur.

Maatwerk

Afgezien van de bruine damp die er nog altijd omheen hangt, leidt het artikel tot praktische problemen. De moordenaar die doodt uit ‘moordlust, seksuele driften, hebzucht of andere lage motieven’ of bijvoorbeeld doodt op een geniepige (heimtückische) manier, krijgt bij veroordeling levenslang. Meer smaken zijn er niet. In een fatale relatie leidt deze pavlov-reactie tot ongewenste verschillen. Een man die zijn vrouw doodmept kan er afkomen met vijftien jaar. De mishandelde vrouw die haar handtastelijke man zoetjes aan vergiftigt, wacht levenslang.

De voorgestelde sanering biedt de rechter meer mogelijkheden om strafmaatwerk te leveren, terwijl de verdediging meer mogelijkheden krijgt voor strafmaatverweer. Het strafproces zal volgens het DAV-voorstel nog maar twee fasen beslaan. In de eerste wordt vastgesteld of de verdachte het strafbare feit heeft begaan. In de tweede buigt de rechter zich over de straf. Het debat over de vraag of het nu moord is of doodslag gaat met de andere nazi-overblijfselen de oven in. Daardoor komt het accent te liggen op de bescherming van het leven, zegt de DAV.

‘Hij die…’

De bescherming van het leven past helemaal bij de grotere rol van het slachtoffer en de nabestaanden in het Nederlandse strafrecht. De opheffing van het verschil tussen moord- en doodslag is een interessant idee voor Nederland. Geen oeverloze discussies meer over de vraag of de dader heeft gehandeld uit een ‘gemoedsopwelling’ dan wel genoeg tijd heeft gehad om zich te beraden en op zijn schreden terug te keren. Zoals ook naar aanleiding van de dood van Kathleen Cremers weer het geval is.

Deze hervorming zou een welkome besparing kunnen opleveren en de werklast van de overspannen magistratuur kunnen verlichten. Nu de Oosterburen de duistere motieven van de moordenaar buiten beschouwing gaan laten, is het ook een goed moment om in Nederland het ‘terroristisch oogmerk’ als strafverzwarende omstandigheid voor onder andere doodslag uit het strafwetboek te halen. Dat oogmerk is toch een beetje een Fremdkörper in het Wetboek van Strafrecht.

Mocht de Nederlandse wetgever niets zien in deze hervormingen – wij kunnen in ieder geval een voorbeeld nemen aan de Duitse delictsomschrijvingen, die beginnen met ‘Wie…’ (Wer…) In het Wetboek van Strafrecht is een dader ‘Hij die…’ Dat moet alvast ‘Degene die…’ kunnen worden. Over de rest denken we nog even goed na.

Deze blog verscheen ook bij Mr.