Pensioenadvies geven zonder vergunning mag niet meer. Belastingadviseurs vragen zich af wat nog wel mag zonder vergunning en wat niet.
De AFM legt het uit.
Waarom kunnen bepaalde werkzaamheden alleen nog worden uitgevoerd met een vergunning?
Rudy van Leeuwen, manager Toezicht groepen Financiële Ondernemingen: ‘Begin dit jaar is er een aparte pensioenvergunning gekomen. De bedoeling daarvan is een gelijk speelveld te creëren voor alle partijen die zich bezighouden met pensioenadvisering en -bemiddeling. Volgens de Wet financieel toezicht heb je daar een vergunning voor nodig en kun je alleen een vrijstelling krijgen voor marginale advisering. (…) Ik wil nog wel even met nadruk zeggen dat de vrijstelling alleen geldt voor advisering en niet voor bemiddelen. Dat is een bewuste keuze van de wetgever geweest.’
Er lijken heel veel werkzaamheden onder bemiddelen te vallen…
Van Leeuwen: ‘De wet spreekt in de definitie van àlle werkzaamheden die gericht zijn op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering of van een overeenkomst waarbij een premiepensioenvordering ontstaat tussen een cliënt en een premiepensioeninstelling. Ook de uitvoering en het beheer van die overeenkomst valt eronder.’
Ook als er geen vergoeding tegenover staat?
Roland van Kranenburg, manager Toezicht Service Centrum: ‘Alle werkzaamheden, of er nu wel of geen vergoeding tegenover staat. Alleen het verstrekken van naw-gegevens aan een verzekeraar is geen bemiddeling.’
Maar kun je de gegevens wel via een U-bocht verstrekken door ze eerst aan de klant te geven, die ze vervolgens doorgeeft aan de verzekeraar?
Van Kranenburg: ‘Dat mag wel. Ik begrijp de verwarring en respecteer jullie standpunt, maar ook de assurantietussenpersonen mogen het niet rechtstreeks zonder vergunning.’
Mogen belastingadviseurs nog adviseren over bankspaar- of banklijfrenteproducten?
Van Leeuwen: ‘Alleen incidenteel of mogelijk met vergunning. Cruciaal hierbij is dat de werkzaamheden in het verlengde van de hoofdwerkzaamheid moeten liggen om eventueel van de vrijstellingsregeling gebruik te kunnen maken. Het oordeel of er van de vrijstellingsregeling gebruikt kan worden gemaakt, hangt af van de hoofdwerkzaamheden en het financiële product waarover een incidenteel advies wordt gegeven. Dus mogelijk is een vergunning nodig, maar mogelijk ook niet.’
Over verzekeringsproducten die gekoppeld zijn aan hypotheken en over levensloop- of vitaliteitsregeling dan wel producten die daarmee verband houden?
Van Leeuwen: ‘Alleen met een vergunning.’
Over partnerverzekeringen bij VOF’s of maatschappen en AOV-verzekeringen?
Van Leeuwen: ‘Eigenlijk mag niets zonder vergunning…’
Van Leeuwen: ‘De advisering over deze producten moet in het verlengde van de hoofdwerkzaamheden liggen. Zo niet, dan is het vergunningplichtig.’
Van Kranenburg: ‘Je mag bij advisering wel in algemeenheden spreken. Bijvoorbeeld: “Als ik u was, zou ik een lijfrenteopbouwrekening openen.” Maar zonder een specifiek product van een specifieke aanbieder aan te raden.’
En beleggingsadviezen?
Van Leeuwen: ‘Die zijn zonder meer vergunningplichtig.’
Ook als een dga pensioen opbouwt in eigen beheer?
Van Leeuwen: ‘Als je daarover sec adviseert, heb je geen vergunning nodig. Maar zodra je daarbij een beleggingsadvies geeft, komt de vergunningplicht om de hoek zetten. Datzelfde geldt voor een overlijdensrisicoverzekering.’
En als je de dga adviseert om het bedrag af te storten of ergens onder te brengen?
Van Leeuwen: ‘Het hangt ervan af hoe specifiek je wordt. Als je zegt: ik weet dat er bij Delta Lloyd een heel mooi product is, valt het onder de vergunningplicht.’
Wat gebeurt er als iemand toch zonder vergunning adviseert en bemiddelt?
Van Kranenburg: ‘We zijn positief en gaan er vanuit dat kantoren die adviseren en bemiddelen een vergunning aanvragen. En dat kantoren waar de pensioenenactiviteiten echt marginaal zijn hun werkzaamheden zo hebben ingericht dat zij de vergunning niet meer nodig hebben.’
Van Leeuwen: ‘Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Men weet nu dat er nu zo naar die regels gekeken wordt. Adviseurs en bemiddelaars kunnen niet meer zeggen: “Ja, maar ik heb het niet geweten.” En als iemand dat na alle aandacht toch zegt, wordt het een heel lastig verhaal.’
Een uitgebreide versie van dit interview is verschenen in Het Register van juni 2012