Capital in the 21st Century van Thomas Piketty leek mij een boek dat je gelezen moet hebben. Dat deed ik dan ook tijdens een luie zomervakantie. In een vorige blog stak ik mijn bewondering voor het boek niet onder stoelen of banken. Ik vind het een meesterwerk, omdat Piketty gigantische hoeveelheden gegevens heeft verzameld en verwerkt, laat zien dat zijn methodologie meer oplevert dan wiskundige modellen en experimenten en de omvangrijke bevindingen ook nog eens heel begrijpelijk heeft opgeschreven.
Toen ik las dat hij in november naar de Tweede Kamer zou komen, nam ik mij voor de bijeenkomst bij te wonen en de stereconoom live te bewonderen. Dat is eigenlijk niets voor mij. Toen de paus in oktober bakzeil haalde met zijn voorstel voor een homovriendelijker leer logeerde ik op 750 meter van het Sint Pietersplein. Toch ben ik niet naar de zondagse zegening gegaan. Ik zag allerlei praktische bezwaren en vermoedde dat de aanblik van een heilig stipje in de verte mij zwaar zou tegenvallen. Ik kocht daarentegen voor 5 euro een T-shirt waarop Papa Francesco met ironische blik een duim in de lucht steekt.
Het bezoek aan de Tweede Kamer viel mij inderdaad zwaar tegen. De belangstelling voor de ongelijkheidsgoeroe was zo groot dat ik zijn optreden bij de Commissie Financiën in de belendende zaal moest volgen op een scherm. De zaal met Piketty zat stampvol mensen die het boek niet hadden gelezen. De vragen van de Kamerleden – allemaal op zoek naar persoonlijk politiek gewin – wakkerden mijn ontnuchtering alleen maar aan.
Via de webcast van de Tweede Kamer kon iedereen live hetzelfde zien. Als ik thuis had gekeken, zou ik meteen zijn geattendeerd op het kritische, maar toch welwillende, stuk van Robin Fransman, die ooit verbonden was aan de financiële lobbyclub Holland Financial Center.
Robin Fransman valt de economische wet van Piketty – het rendement op kapitaal is groter dan de economische groei (r > g) – in het hart aan. Als dit zo was, zouden alle beleggers altijd de markt verslaan. Maar een groot deel van de door Piketty c.s. gemeten rijkdom is illusoir. Het boek heeft de groeiende ongelijkheid terecht op de kaart gezet, schrijft de econoom-in-ruste. ‘Het heeft vermogensongelijkheid tot thema gemaakt waar het groeiende inkomensongelijkheid had moeten zijn. Welvaart zit niet in R maar in G. En juist G wordt gehinderd door het dalende arbeidsaandeel in het BBP. (…) Toch lezen dat boek. Maar dan vooral om de delen die over inkomensongelijkheid gaan.’
Als niet-econoom sluit ik me nederig aan bij dit advies. Maar de inkomensongelijkheid hangt wel samen met vermogen. Liliane de Bettencourt, de erfgename van het L’Oréal-imperium, zag haar vermogen dankzij kundige adviseurs tussen 1990 en 2010 toenemen van 2 tot 25 miljard. De vermogens van de superrijken op de Forbes-ranglijst zijn gegroeid met 6-7%. Bij zo’n rendement levert een vermogen van 2 miljard euro alleen al een winst op van 100 miljoen. Laat nu een deel van die winst illusoir zijn. Maar, zo schrijft Piketty op p. 525 van de Engelse vertaling, De Bettencourt gaf volgens haar zelf bij de fiscus een inkomen aan van 5 miljoen euro.
Hier valt toch een kloof te overbruggen. Zo lang dat niet gebeurt, zien wij Liliane met een T-shirt rondlopen waarop Piketty met ironische blik een duim in de lucht steekt.