Voor de Grieken voel ik grote compassie. De kredietcrisis zijn zij nauwelijks te boven als de vluchtelingen- en coronacrises eroverheen komen. Waarna vernietigende bosbranden volgen bij wijze van dessert. Dit leed is echter geen vrijbrief om toeristen op te lichten.
Als mijn vrouw en ik eind juni na aankomst op een Griekse luchthaven de huurauto willen oppikken, worden wij van elkaar gescheiden. Vanwege COVID mag alleen de hoofdbestuurder van de auto mee in het busje naar het verderopgelegen kantoortje van de verhuurder. Aan de balie maakt de employé van dienst een probleem van de afwezigheid van mijn reisgenote, op wier naam het autohuurcontract staat: zij moet met haar credit card de borg van 100 euro betalen. En omdat zij er niet is, moet ik de ‘full insurance’ van 10 euro per dag afsluiten – een overbodige dekking die ik per se niet wil.
Ik speel het spel even mee: kan ik die 140 euro betalen met mijn credit card? Ja, hoor, dat kan. Al hebben ze natuurlijk liever cash. Ik kan mijn credit card dus niet gebruiken voor de borg, maar wel voor de volledige dekking. En dat terwijl ik als enige bestuurder van de auto de verantwoordelijke ben voor eventuele schade. Ik vraag naar de baas, maar die valt zijn ondergeschikte niet af: dit is nu eenmaal de nieuwe procedure.
‘Ja, zo word je voor het blok gezet,’ zegt een landgenote die naast me aan de balie staat. Ik besluit mee te bewegen en er later een punt van te maken. Na twee dagen meld ik het incident bij de reisorganisatie, waarbij wij de autohuur hebben geregeld. Ik app de contactpersoon fotootjes van de betaling, van het huurcontract en van de algemene voorwaarden. In de kleine lettertjes is duidelijk te lezen dat de bestuurder borg staat voor de auto. De volgende dag belt de contactpersoon mij het zwembad uit: ‘Ik heb contact opgenomen met het management, u krijgt uw geld terug en u wordt nog gebeld door Dimitris.’
Dimitris bevestigt twee dagen later telefonisch dat ik mijn geld terug krijg als ik bij terugkeer de auto inlever. Geen excuses of uitvluchten, hij vraagt alleen of ik happy ben. Want klanten komen hier voor hun plezier en moeten dus happy zijn. Ja hoor, ik ben happy, maar wijs er toch even op dat ik gelijk heb met die borg. Dat Dimitris deze opmerking negeert, stelt me niet gerust.
Maar met ons komt het goed. Bij het inleveren van de auto moet ik de employé even herinneren aan de teruggave van de premie. Vervolgens moet ik van alles ondertekenen en zelfs een bedrag van 140 euro pinnen.
‘Ik betaal toch niet nog een keer, hè?’ grap ik. De mondkapjes blijken een probaat voorbehoedmiddel voor humor, de employé reageert bloedserieus: ‘No, we don’t steal.’ Is dat niet om helemaal happy van te worden?