Wat is er sinds de ‘uitvinding’ van de witteboordencriminaliteit gebeurd? Mijn hoogleraar criminologie was in 1978 lyrisch over de Amerikaanse criminoloog Edwin H. Sutherland. Deze – van huis uit – baptist publiceerde in 1949 een boek met een Copernicaans effect op de criminologie: White Collar Crime. Deze betrekkelijk jonge wetenschap had zich tot dan toe uitsluitend gericht op fysieke, psychische en intellectuele kenmerken van daders.
Sutherland richtte het vizier op ondernemingen die vals spelen door de wet te overtreden, maar nauwelijks voorkomen in de criminele statistieken. Bij de achtenzestig grootste ondernemingen in de VS en nog twee minder grote bedrijven turfde hij 980 gesanctioneerde overtredingen. De meeste dateerden van na de crisis van 1929. Daarvoor waren er minder regels en nog minder handhaving.
Sutherland noemt de namen van de bedrijven, maar zijn uitgever vreesde claims. Pas in 1983 verscheen de ongecensureerde versie van het boek bij Yale University Press, drie jaar nadat ik was afgestudeerd. Sutherland, die overleed in 1950, heeft de verschijning van the uncut version niet meer mogen meemaken.
Ik heb het meesterwerk pas onlangs gelezen. Met de kennis van nu is het natuurlijk niet meer de eye opener die het toen was. Ik beperk mij tot enkele (vrij vertaalde) citaten, die Sutherland uit de dossiers van jonge, lichte witteboordencriminelen heeft gevist om te illustreren hoe zij moreel afgleden. Van wetsovertredende managers waren geen dossiers beschikbaar.
‘Geen schonere branche’
Een parttime schoenverkoper zei op zijn eerste dag tegen een klant dat zijn maat niet voorradig was. De klant verliet de zaak met lege handen en de chef kwam vragen wat er aan de hand was. De chef was boos: ‘Verdomme, wij zijn hier niet om te verkopen wat zij willen, wij zijn hier om te verkopen wat we hebben. Ons beleid is dat geen enkele klant de winkel uitgaat voordat minstens drie verkopers op hem hebben ingepraat. Tegen die tijd moet de klant zich wel een zonderling voelen en zal hij in het algemeen iets kopen of hij het nu wil of niet.’
Een tweedehandsautoverkoper: ‘Auto’s met gebroken cilinders, met nog maar de helft van de tanden op het vliegwiel, waarbij alles mis was, werden verkocht als “gegarandeerd goed”. Als de klant terugkwam en zijn garantie vroeg, moest hij een procedure beginnen om die te krijgen en de meeste klanten bespaarden zich de moeite en het geld. Ik walgde soms en wilde ermee stoppen, maar ik hield mezelf voor dat ik weinig kans had om een legitiem bedrijf te vinden.’
Een verkoper van schrijfmachines: ‘Mij werd verteld dat een machine, waarvan de inkoopsprijs 18 dollar was, verkocht moest worden voor 40 dollar en een andere machine, die het bedrijf inkocht voor 19 dollar, moest worden verkocht voor 70 dollar en dat ik zoveel mogelijk het luxe model moest verkopen. Ik kreeg een lijst met redenen waarom het luxe model een betere koop was. Toen ik de salesmanager vertelde dat het oneerlijk was en dat ik ermee zou ophouden keek hij mij aan alsof hij dacht dat ik gek was en hij zei boos: “Er is geen schonere branche in het land”.’
Dief
Vul ‘woekerpolis’ of ‘renteswap’ in voor (schrijf)machine, pas de valuta en de prijzen aan en je waant je in het Nederland van vóór de huidige crisis.
Wat is het verschil tussen de witteboordencrimineel en The Professional Thief, waarnaar Sutherland eerder onderzoek deed? Ik noem er één: de dief probeert zijn identiteit te verhullen, want de diefstal is duidelijk. Bij een crimineel bedrijf is het andersom. Dat probeert de wetsovertreding zelf zo veel mogelijk aan het oog te onttrekken. Er zijn mensen die daarom hopen dat de accountant een en ander ontdekt bij de boekencontrole. Twee registeraccountants van gerespecteerde accountantskantoren temperen de verwachtingen.
‘Een accountantskantoor krijgt zijn werk van ondernemingen en moet, binnen zekere beperkingen, de verslagen maken die die ondernemingen wensen. Bij mijn eerste opdracht ontdekte ik enkele onregelmatigheden in de boeken van het bedrijf die vragen opriepen over het financieel beleid van de onderneming. Toen ik mijn rapport liet zien aan mijn leidinggevende zei hij dat het niet mijn opdracht was om dat te signaleren en dat ik het weg moest laten. Hoewel ik zeker wist dat het bedrijf oneerlijk was, moest ik deze informatie verhullen. Iedere keer weer werd ik gedwongen om dit ook bij andere opdrachten te doen. Ik kreeg zo’n afkeer van dit soort dingen dat ik zou willen dat ik het beroep kon verlaten. Maar ik vrees dat ik het moet blijven uitoefenen omdat het het enige beroep is waarvoor ik een opleiding heb.’
‘Je wordt tijdens een controle zeker geacht dingen te vinden die niet kloppen. Hoe rechtvaardigen wij anders onze fee? Alleen: hoe meer je aantreft des te meer werk. Dat betekent hetzij hogere tarieven aan de klant, hetzij minder winst voor ons. Je kunt zeggen dat op individueel niveau accountants worden geprikkeld niks groots te vinden.’
Schade
Het tweede accountantscitaat komt uit Joris Luyendijk’s Dit kan niet waar zijn en is dus van recenter datum. Beide accountants maken duidelijk dat je van de accountant niet te veel moet verwachten als het gaat om het ontdekken van fraude.
Zijn wij dan sinds Sutherland niets opgeschoten? Jawel. Anders dan toen berichten de media tegenwoordig bijna dagelijks over criminaliteit in het bedrijfsleven. De financiële en morele schade daarvan is waarschijnlijk vele malen groter dan die van de ‘gewone’ misdaad, maar bewijzen daarvoor heb ik niet.