In maart 2019 behandelt het Gerechtshof Amsterdam een klacht over het niet-vervolgen van de ING-top wegens het vervuilen van mijn witte spaargeld met wit-poedergeld van Zuid-Amerikaanse snuifbaronnen. Die zaak smeult dus nog na de deal met justitie en flakkert misschien zelfs op.
In december hoorde ik oud-politiecommissaris Bernard Welten in beschaafd gezelschap aan een ieder de oproep doen om bij wijze van goed voornemen de rekening bij ING op te zeggen. “Alsof de andere banken beter zijn…,” siste een juridisch adviseur naast mij.
Schuldwitwassen
Inderdaad. Een compliance officer van een ING-concurrent was even later zo sportief om te zeggen: “Misschien doen wij het wel net zo slecht…” Kortom, ik heb nog steeds een ING-rekening en zeg die pas op als de door de WRR bepleite Rijksnutsbank terugkomt.
ING heeft niet alleen zijn poortwachtersfunctie verwaarloosd door de screenings- en meldingsplicht van de Wwft te negeren. De bank heeft zich volgens het OM ook bezondigd aan schuldwitwassen. In het persbericht over de schikking erkent de systeembank echter alleen de “serieuze tekortkomingen in de uitvoering van het beleid voor duediligenceonderzoek van klanten”. Geen wonder dat een zakenman, die ING vele malen heeft gewaarschuwd voor concrete witwastransacties, de megaschikking van 775 miljoen aanvecht in een artikel-12-procedure. Hij wil de verantwoordelijken zien bloeden.
Feiten schrappen
Het goede van die procedure is in ieder geval dat de rechter zich over de feiten en de schikking buigt, zoals destijds ook gebeurde bij de Rabo-schikking. Minister Grapperhaus heeft onlangs een wet aangekondigd om rechterlijke toetsing bij megaschikkingen standaard in te voeren. Dat komt – het kan niet anders – door een doorwrocht pleidooi dat ik 2016 schreef in een bundel over fraude(bestrijding).
Megaschikkingen zijn vrijwel altijd mede gebaseerd op intern onderzoek dat de beschuldigde onderneming heeft laten uitvoeren. Onder leiding van de advocaat, zodat deze met het verschoningsrecht als pantser, kan regisseren wat er wel en niet in het rapport verschijnt. Een goede advocaat zal proberen de raad van bestuur buiten schot te houden.
Daar is op zichzelf niets mis mee. De advocaat moet immers het belang van zijn cliënt dienen. Maar om dan 60% van de feiten te schrappen, zoals een fraudeonderzoeker eens meemaakte in een bekende fraudezaak, reduceert de geloofwaardigheid van zo’n rapport tot nul. In de ING-kwestie is de schikking overigens ook gebaseerd op FIOD-onderzoek.
Onregelmatigheden
Bij het toetsen van de megaschikking moet de rechter dus kritisch kijken naar de aangedragen feiten. Is er in het ING-onderzoek inderdaad geen belastend materiaal voor de functionarissen aan de top gevonden? Als een bank jarenlang de compliancefunctie onderbemant, duistere klanten accepteert, geld witwast en waarschuwingen van DNB in de wind slaat, is er dan niemand in de ondernemingsleiding strafbaar?
Wanneer de executive board in het jaarverslag schrijft dat hij verantwoordelijk is “for taking reasonable steps to prevent and detect fraud and other irregularities” en bijna tien jaar lang de wet overtreedt, is daarop dan niet één individueel bestuurslid strafrechtelijk aan te spreken? Dat zijn vragen die de rechter moet stellen, nadat zij of hij het feitenonderzoek terzijde heeft geschoven dat onder de regie van een advocaat is uitgevoerd.
Als de rechter de deal van het OM en de advocaat afstempelt en de verantwoordelijken de dans ontspringen, verliezen mensen het vertrouwen in de rechtspraak. Dan staan de gele hesjes straks op de trappen van het justitiepaleis.
Dit blog verscheen in iets andere vorm bij Mr.-online